Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2153

Datum uitspraak2005-09-07
Datum gepubliceerd2005-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500012/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 april 2004 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) appellant verplicht deel te nemen aan een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (hierna: EMA) en bepaald dat de kosten van de EMA, een bedrag van € 519,25, voor zijn rekening komen.


Uitspraak

200500012/1. Datum uitspraak: 7 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2046 van de rechtbank Arnhem van 30 december 2004 in het geding tussen: appellant en de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen", als rechtsopvolgster van de Minister van Verkeer en Waterstaat. 1.    Procesverloop Bij besluit van 1 april 2004 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) appellant verplicht deel te nemen aan een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (hierna: EMA) en bepaald dat de kosten van de EMA, een bedrag van € 519,25, voor zijn rekening komen. Bij besluit van 9 juli 2004 heeft Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 december 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 23 en 28 maart 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 24 maart 2005 heeft het CBR van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2005, waar het CBR, vertegenwoordigd door J.A. Stelt-Launspach, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Anders dan de rechtbank heeft overwogen is het procesbelang niet verloren gegaan doordat appellant de EMA met goed gevolg heeft afgerond. De omstandigheid dat appellant aan de bij het bestreden besluit gehandhaafde verplichtingen heeft voldaan, kan niet leiden tot het oordeel dat appellant geen belang meer zou hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan. Appellant heeft kosten gemaakt ten bedrage van € 519,25, welk bedrag wordt teruggestort indien zou blijken dat het CBR appellant ten onrechte heeft verplicht mee te werken aan de EMA. 2.2.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak, met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State, voor verdere behandeling naar de rechtbank terugwijzen. 2.3.    De Afdeling zal de beslissing omtrent de proceskosten in hoger beroep reserveren tot de einduitspraak van de rechtbank die ook over deze proceskosten zal dienen te oordelen. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 december 2004, AWB 04/2046; II.    wijst de zaak naar de rechtbank terug; III.    stelt de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00, en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink    w.g. Haverkamp Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2005 306-440.